zoekmachine

Aangepast zoeken

woensdag 3 juni 2009

Hoe werkt de formule 1?

Paspoort
Naam: Formule 1
Ontstaan: 1950
Teams: tien
Coureurs: twintig
Races: negentien



Geschiedenis
De allereerste race om het wereldkampioenschap Formule 1 werd gereden in 1950. Dat was in Groot-Brittannië, op het circuit van Silverstone. De datum: 13 mei.
In de jaren vijftig waren Formule 1-auto's nog 'sigaren op wielen'. In de jaren zestig kwamen er vleugels op de auto's. Die zorgden ervoor dat de luchtstroom ze stevig op de weg duwde. Eind jaren zeventig kwam de eerste 'vleugelwagen'. Die was zo gebouwd dat het eigenlijk een omgekeerde vliegtuigvleugel was. Hij steeg niet op, maar 'plakte' juist aan de grond. Zo kon je snoeihard door de bochten rijden. Sindsdien hebben de knappe koppen van de Formule 1 dat systeem steeds verder verbeterd. Tegenwoordig is de Formule 1 een hightech sport met ingewikkelde elektronica, supersterke motoren en slimme snufjes om de auto nog beter te stroomlijnen in de wind.

Kalender
In het eerste jaar van de Formule 1 stonden er maar zeven races op het programma. In 2005 werd het recordaantal van negentien races gereden. Ongeveer de helft van de races is in Europa, maar het worden er steeds meer in andere werelddelen. Daar heeft men er veel geld voor over om mooie circuits te bouwen en races te organiseren. Je moet weten: in de Formule 1 draait alles om geld. Nederland heeft het geld er niet voor over om weer een Formule 1-race naar Zandvoort te halen. Daar werd in 1985 de laatste race gereden, met Niki Lauda als winnaar. België prijkt al sinds 1950 op de Formule 1-kalender en heeft bijna geen enkel jaar ontbroken. Dat is vooral te danken aan de coureurs. Die vinden Spa-Francorchamps in België het mooiste en spannendste circuit ter wereld. Verder heb je onder meer races in Australië, Spanje, Amerika, Frankrijk, Duitsland, Italië, China en Japan. En natuurlijk in het piepkleine staatje Monaco: een race vol glitter en glamour, dwars door de stad!


Grand Prix
Een heel raceweekend wordt een Grand Prix (spreek uit: gran prie) genoemd. Of, in het Nederlands, Grote Prijs. Een Grand Prix vindt plaats op een circuit: een racebaan. Het begint op vrijdag met de vrije trainingen. Tijdens de vrije trainingen proberen de coureurs hoe de auto zich gedraagt op het circuit. Dat hangt af van het weer, een hobbelige of een gladde baan, lange bochten of korte bochten. Ze vragen de monteurs net zolang aan de auto te sleutelen tot die bevalt. Zaterdagmorgen zijn er ook vrije trainingen en 's middags is er de kwalificatie. Hoe sneller je één rondje in de kwalificatie aflegt, hoe verder vooraan je komt te staan bij de start van de race. De race is op zondag. De startlichten floepen uit en karren maar! Wie na pakweg 350 kilometer het eerst aan de finish komt heeft gewonnen. Dan wordt de zwartwitgeblokte vlag gezwaaid. Een race duurt ongeveer anderhalf uur.

Puntentelling
De winnaar van een Formule 1-race krijgt tien punten. De nummer twee krijgt er acht en de nummer drie zes. Samen staan zij op het podium. De coureurs die vier tot en met acht worden, krijgen vijf, vier, drie, twee en een punt. En die daarna? Helaas: nul. Je kunt je voorstellen dat het moeilijk punten pakken is, want er doen twintig coureurs mee. De coureur die in alle races van een heel jaar de meeste punten scoort, wordt wereldkampioen. Ook teams kunnen wereldkampioen worden. Dat heet wereldkampioen bij de constructeurs. Elk team heeft twee coureurs en hun punten worden opgeteld voor het constructeurs-kampioenschap. Ook hier geldt: wie aan het eind van het jaar de meeste punten heeft, pakt de wereldtitel.

Snelheid en veiligheid
Op het rechte stuk halen coureurs 360 kilometer per uur, maar ze gaan vooral heel hard door de bochten. En ze remmen keihard. Hierdoor ondergaan zij hoge G-krachten. G-krachten zijn een vermenigvuldiging van de zwaartekracht. Bij 2G lijkt het of je lichaam twee keer zo zwaar is, bij 4G vier keer. Een coureur kan in bochten zelfs te maken krijgen met 5G!
Hard rijden betekent soms ook harde klappen, de zogenaamde crashes. Gelukkig zijn Formule 1-auto's tegenwoordig heel veilig. Dat is dankzij de komst van de monocoque, een soort badkuip waarin de coureur zit. Niet voor niets heet die ook wel overlevingscel: hij is niet kapot te krijgen. Bij een ongeluk zie je de stukken in het rond vliegen, maar het gedeelte om het lijf van de coureur blijft heel. Dat is de overlevingscel. Voor de veiligheid draagt een coureur ook een brandwerende overall en helm. Bovendien worden de circuits steeds veiliger gemaakt, met brede uitloopstroken, grindbakken en bandenstapels.

Beroemde coureurs
Michael Schumacher is de bekendste Formule 1-coureur van dit moment. En terecht. Hij heeft de meeste races en meeste wereldtitels aller tijden gewonnen. Eind 2005 stond hij op 84 zeges en zeven kampioenschappen.Dat jaar is Fernando Alonso voor het eerst wereldkampioen geworden. Hij was pas 24 jaar, de jongste kampioen ooit. Maar vergelijk zijn zeges eens met die van Schumacher: Alonso had er eind 2005 maar acht. Dat is nog altijd acht meer dan Jos Verstappen. Toch is Verstappen de succesvolste Formule 1-coureur van Nederland. Hij heeft van alle Nederlanders in de geschiedenis van de Formule 1 namelijk de meeste punten: zeventien. Jacky Ickx is de succesvolste Belgische coureur met acht overwinningen. Een coureur die nog steeds heel populair is, ondanks dat hij niet meer leeft, is Ayrton Senna. Veel Formule 1-kenners vinden Senna de beste coureur aller tijden, maar helaas heeft hij dat niet kunnen bewijzen. Na drie wereldtitels maakte hij in 1994 een dodelijke crash. Hij is de laatste coureur die dit overkwam. Houden zo!

Het team
Er zijn de laatste jaren tien teams in de Formule 1. Soms komen er een paar bij. Elk team bestaat uit twee coureurs en een of twee testcoureurs. De belangrijkste persoon naast de coureurs is de technisch directeur. Hij is de baas bij het ontwerp en de ontwikkeling van de auto en wordt geholpen door ontwerpers en luchtstroom-specialisten. Een onmisbare persoon op het circuit is de race-engineer (spreek uit: rees-enzjenier). Hij is de steun en toeverlaat van de coureur voor de techniek. Als de coureur iets aan de auto wil veranderen, zorgt de race-engineer dat dit zo goed mogelijk gebeurt. Verder heeft elke coureur een ploegje monteurs onder leiding van de hoofdmonteur. Al met al telt een Formule 1-team zeshonderd medewerkers, van wie de meeste op de fabriek werken. Honderd gaan er mee naar een Grand Prix.

De fabriek
Elk team heeft zijn eigen fabriek en een of meer windtunnels. In de fabriek worden steeds nieuwe onderdelen gemaakt voor de auto, zodat die het hele jaar door beter wordt. Ook wordt er gewerkt aan het ontwerp van de auto voor het volgende seizoen. Nieuwe technieken worden bedacht en schaalmodellen worden in de windtunnel getest om te zien of ze de lucht beter geleiden dan de oude modellen. Want dat is een windtunnel letterlijk: een tunnel waar wind doorheen wordt gejaagd. Als je een auto erin zet, kun je zien of de luchtstroom goed is. Sommige van deze onderdelen en technieken worden trouwens ook wel gebruikt in gewone auto's van dat merk. Daarmee slaat de autofabrikant dus twee vliegen in een klap. Vanuit de fabriek worden de auto's en onderdelen met vrachtwagens naar circuits in heel Europa gereden. Bij overzeese races gaat alles in grote kisten. Zo wordt het materiaal over de hele wereld gevlogen.

De pitstop
Tijdens pitstops kun je pas goed zien dat Formule 1 een teamsport is. Samen met zijn team bedenkt de coureur de pitstopstrategie. Dat is wanneer hij zijn pitstops maakt en hoe vaak. Meestal zijn het er twee of drie per race. Heb je wel eens een pitstop gezien? De monteurs hollen uit de garage naar buiten en wachten tot de auto voor hun neus stilstaat. Dan moeten ze zo snel mogelijk tanken, banden verwisselen en soms ook reparaties verrichten. Formule 1-monteurs doen dat allemaal in minder dan tien seconden!

Wat kost het?
Het is onmogelijk te zeggen hoeveel een Formule 1-auto kost. De prijs van alle peperdure onderdelen kun je nog wel bij elkaar optellen. Maar dan komt het lastige: er gaat ontzettend veel onderzoek en ontwikkeling in een Formule 1-auto zitten. Daar kun je niet zomaar een prijskaartje aan hangen. Het zegt daarom veel meer wat het kost om een Formule 1-team – inclusief auto's, coureurs en personeel – één seizoen te laten racen. Als je het goed wilt doen, kost dat maar liefst 300 miljoen euro. Vind je het best om elke race achteraan te rijden, dan ben je per jaar 50 miljoen kwijt. Die bedragen moet je terugverdienen met sponsoring, geld van televisie-uitzendingen en de verkoop van reclamespulletjes. Maar als je wint in de Formule 1 is dat natuurlijk ook geweldige reclame voor het automerk. Iedereen wil dan in zo'n auto rijden, ook al is het maar een gewone auto van dat merk en geen race-auto.

Beroemde teams
Ferrari is het oudste en beroemdste team in de Formule 1. Het doet al sinds het eerste jaar van het wereldkampioenschap in 1950 mee. Ferrari heeft ook verreweg de meeste fans. Vooral in Italië, waar het team vandaan komt, is Ferrari heel populair. Met 183 Grand Prix-zeges, veertien constructeurskampioenschappen en veertien coureurskampioenschappen is Ferrari ook het succesvolste team. Na Ferrari zijn McLaren en Williams de oudste en succesvolste teams. Tegenwoordig zie je steeds meer gewone automerken in de Formule 1, zoals Renault en Toyota. Dat zijn heel oude merken, maar hun Formule 1-teams bestaan nog niet zo lang. Het Renault-team heeft in 2005 voor het eerst twee wereldtitels gewonnen. Fernando Alonso werd toen kampioen bij de coureurs en het team zelf werd kampioen bij de constructeurs.

Chassis
Het woord chassis (spreek uit: sjassies) is een van de vele vaktermen in de Formule 1. Het is de auto zonder motor. Het chassis is gemaakt van de superlichte koolstofvezel kevlar. Dat is ijzersterk. Alles moet zo licht mogelijk zijn in de Formule 1, want dan kun je harder. Net als bij een racefiets.
Het chassis bestaat uit de monocoque (spreek uit: monokok): de beschermende kooi waarin de coureur zit. Om de monocoque heen heb je het bodywork (spreek uit: boddiewurk). Belangrijk voor het bodywork is dat de luchtstroom over de auto heen zo goed mogelijk is gestroomlijnd. Want: met weinig luchtweerstand ga je harder. En met goed bodywork heb je veel neerwaartse kracht. Dat is het effect waardoor de auto tegen het wegdek wordt gedrukt. Op die manier kun je razendsnel door de bochten racen.

Stuur
Het stuur van een Formule 1-auto zit vol knopjes en hendels. De twee hendels aan de achterkant zijn om te schakelen. De rechter om op te schakelen, de linker om terug te schakelen. En al die knopjes? De coureur kan met één knopje de rembalans verstellen. Misschien vindt hij tijdens de race dat de remmen aan de voorkant het beter moeten doen dan de achterste. Dat kan hij dan aanpassen. Verder heeft hij een knopje om door de pitstraat te rijden. Dat is het stukje circuit langs de garages, waar je maar 80 mag. Het knopje zorgt ervoor dat hij niet per ongeluk te hard gaat. Weer een ander knopje is voor de radio. Sommige coureurs overleggen de hele race lang met hun team: wanneer zal ik mijn pitstop maken, waar rijden de anderen, heb ik nog genoeg benzine? Dat kan het team allemaal op de computer zien, want die staat draadloos in verbinding met de auto. Tot slot het belangrijkste knopje: drinken! Want van racen krijg je ongelooflijke dorst.

Motor
Een Formule 1-motor is véél sterker dan de motor van een personenauto. Soms zie je nog wel eens een eend op de weg rijden. Dat is een auto die eigenlijk 2CV heet, Frans voor 'twee paardenkrachten', of 2 pk. De eend is dus even sterk als twee paarden. Een gewone auto heeft ongeveer 120 pk, dus die is even sterk als 120 paarden.
En een Formule 1-auto? Die is dankzij zijn ijzersterke motor net zo sterk als 720 paarden! Maar het gekke is: van de andere kant zijn Formule 1-motoren helemaal niet zo sterk. Ze gaan maar twee Grand Prix-weekends mee, zo'n 1500 kilometer. Ook zie je ze vaak tijdens een race kapotgaan. Hoe dat komt? Net als bij het chassis is de motor zo licht mogelijk gemaakt. Daardoor zijn de motoren soms erg kwetsbaar.

Banden
Banden zijn ontzettend belangrijk in de Formule 1. Waarom? Simpel: zij vormen het enige contact tussen de auto en de weg. Die vier lapjes rubber moeten de ongelooflijke kracht van een Formule 1-auto 'naar het asfalt vertalen', zoals dat in vaktaal heet. Daarom worden er per race nieuwe banden gemaakt, die speciaal afgestemd zijn op de kenmerken van een circuit. Dus: is de baan glad, hobbelig, is het er meestal heet of juist koud, ligt er veel vuil op de baan of is die 'schoon'. Er zijn twee bandenfabrikanten in de Formule 1. Dat zijn Bridgestone en Michelin. Als het ene merk sterker is dan het andere, kan dat zo een seconde per ronde schelen. Een coureur die een seconde per ronde verliest, kan de overwinning wel vergeten.

De coureur
Hoe word je Formule 1-coureur?
Coureur is een mooi woord voor 'autoracer'. De meeste coureurs in de Formule 1 zijn begonnen op de karts. Je kent ze wel: die snelle karretjes die ook wel skelters worden genoemd. Natuurlijk zijn het geen trapskelters, maar skelters met pittige motoren. Als je heel goed bent in karten en misschien wel wereldkampioen wordt, kun je naar de autosport. Daarvoor heb je sponsors nodig, want autosport is erg duur. Via klassen als de Formule Ford, Formule Renault, Formule 3 en GP2 klim je vervolgens op. Eenmaal in de Formule 3 of GP2 zit je dicht tegen de Formule 1 aan. Als je het daar héél goed doet, kun je misschien met veel geluk én sponsorgeld bij de twintig beste coureurs ter wereld gaan horen.

Wat doet een Formule 1-coureur?
Autoracen is niet alleen gasgeven en sturen. Je hebt een berenconditie nodig. Tijdens een Formule 1-race schommelt de hartslag van een coureur rond de 200. Het lijkt wel alsof hij de marathon loopt! En dus moet een Formule 1-coureur elke dag vier uur keihard trainen. Hij fietst en loopt hard voor zijn conditie en hij moet veel naar de sportschool om zijn krachten te op peil te houden. Want reken maar dat het sturen zwaar is! Bovendien moet je sterk genoeg zijn om je nek recht te houden in de razendsnelle bochten. Verder moet een coureur veel testen om de auto steeds beter te maken. Je moet precies aanvoelen wat er wel en niet goed aan is. Dan kunnen de technici en monteurs jouw informatie gebruiken om de wagen te verbeteren. De coureurs hebben het extra druk tijdens Grand Prix-weekends. Niet alleen met rijden. Ze moeten handtekeningen zetten, praten met journalisten, naar bijeenkomsten van hun sponsors en naar persconferenties. Druk, druk, druk. Wie wil nou zoiets?

Wat verdient een coureur?
Niets, ze moeten zelfs elk jaar 10 miljoen kunnen betalen! Beginnende coureurs moeten vaak geld meebrengen om te mogen racen in de Formule 1. Ze hebben sponsors die voor 5 miljoen euro of meer reclamestickers plakken op de auto. Maar als je laat zien dat je goed bent, kun je veel gaan verdienen. Michael Schumacher verdient het meeste: wel 80 miljoen euro per jaar. De helft is salaris van zijn team Ferrari, de andere helft verdient hij met de verkoop van spulletjes, zoals petjes, T-shirts, miniatuurauto's, enzovoort. Als je het omrekent, verdient Schumacher anderhalf miljoen euro per week!


1 opmerking:

  1. Er zijn momenteel 24 coureurs. De winnaar krijgt geen 10 punten meer maar 25. De nummer twee krijgt 20 punten en dit loopt af tot de coureur die als tiende gefinisht is.. Enne er zijn 20 races

    BeantwoordenVerwijderen

InfoNu.nl - Artikelen van Infoteur Ray14125 Headline Animator